ACTUEEL
Vlaanderen wil te veel doen op een te kleine oppervlakte
- 03 januari 2024
- Opinie
Tien jaar na de invoering van het decreet dat de procedures vastlegt om vergunningen te verlenen in Vlaanderen is de situatie dramatisch verslechterd. Beterschap is niet in zicht en het beleid dreigt te ontsporen, zegt jurist Stijn Verbist.
Om aan te tonen dat gemeenten niet opgewassen zijn tegen complexe vergunningverlening was geen studie nodig. Vergunningsaanvragers, ambtenaren, politieke mandatarissen, bestuursrechters, advocaten, experts en consultants stellen al meer dan vijf jaar vast dat het niet meer gaat. Een stikstofdecreet of een vereenvoudigde procedure zal daaraan niets veranderen.
Het Omgevingsvergunningsdecreet uit 2014, dat de procedures voor het verlenen van vergunningen vastlegt, telt 397 artikelen. Het uitvoeringsbesluit het dubbele: 799. Al voor het decreet van kracht werd, werd het talloze keren gewijzigd. Reken daar nog een hoop zeer gedetailleerde bijlagen bij en je weet dat je dat decreet niet zomaar kan verteren.
Door het decreet moesten ambtenaren opnieuw beginnen te studeren. Intussen bleven de aanvragen binnenkomen in een digitale omgeving die nog niet op punt stond. Het decreet moest snelle, eenvoudige en rechtszekere vergunningsprocedures voor investeringsprojecten van ondernemers, burgers en overheden mogelijk maken. Tien jaar later kunnen we alleen vaststellen dat de situatie dramatisch is verslechterd. De decreetgever heeft zichzelf overschat.
Twijfel, onmacht en vervreemding
Er was een tijd dat stedenbouwkundige ambtenaren zowel de regelgeving, de rechtspraak als de gemeente waarin ze werkten, kenden als hun broekzak. Ze konden met gezag en vertrouwen vragen beantwoorden. Die tijd is voorgoed voorbij. Vandaag heerst op de diensten twijfel, onmacht en vervreemding. Honderden ambtenaren zijn afgehaakt. Velen van hen gingen aan de slag bij de adviesbureaus die de lokale besturen moeten inhuren om de gaten te vullen.
Daar komt bij dat de politieke mandatarissen, die uiteindelijk de beslissingen moeten nemen, minder en minder op de hoogte zijn van wat wettelijk mogelijk en vooral onmogelijk is. Ze worden meer en meer afhankelijk van ambtenaren, die zelf niet zeker zijn van hun stuk.
Gespecialiseerde advocaten focussen voltijds op de studie en opvolging van de materie. Ze doen waarvoor ze worden ingehuurd en schieten een groot deel van de bestreden vergunningen aan flarden. Het resultaat is chaos en onzekerheid.
En er is geen enkele indicatie dat daar op korte termijn verandering in komt. Dat kan je ronduit beangstigend noemen. Veel regelgeving heeft Europese wortels, maar voor het overige wordt de hele omgevingsvergunningscirkel op Vlaams niveau geregeld: de decreten zijn Vlaams, de besturen die de beslissingen nemen zijn Vlaams, de raad voor vergunningsbetwistingen is Vlaams, de ruimtelijke ordening is Vlaams.
Daar wringt het schoentje. Vlaanderen is een klein, grotendeels verstedelijkt gebied. De gewestplannen van de jaren 70 hebben aan elk stuk grond een juridisch bindende bestemming gegeven. Daar kan je niet zomaar komaf mee maken, ook al wordt de waarde van gronden door tal van maatregelen structureel geërodeerd.
Zonder twijfel zijn historische fouten gemaakt. De regelgeving is niet op de feitelijke ruimtelijke realiteit afgestemd. Er is te weinig ruimte voor wat we allemaal zouden willen doen. De idee van habitatrichtlijngebieden of nationale parken is mooi, maar al die initiatieven leggen een rechtstreekse hypotheek op de vergunningverlening in Vlaanderen.
Vlaanderen heeft de voorbije jaren uitdrukkelijke beleidskeuzes gemaakt, waarbij het perspectief van grondeigenaars en vergunningaanvragers niet vooropstond. De roep om Vlaamse welvaart staat haaks op die beleidskeuzes, die op korte en lange termijn de chaos in vergunningenland alleen zullen doen toenemen.